Jorien Meerdink

 

Jorien Meerdink

Jorien Meerdink (1959) is historica, gespecialiseerd in oral history. Na werk in onderwijs, journalistiek en wetenschap richtte ze in 1989 stichting Wesp op, waarin ze zich toelegt op luisteren naar kinderen in jeugdzorg. Sinds tien jaar is ze ook weekendpleegmoeder.

Meerdink is uitgever, redacteur of auteur van een honderdtal rapporten, artikelen en boeken gebaseerd op informatie uit 10.000 interviews met kinderen in jeugdzorg.

Lees meer over haar nieuwe boek De Omstanders

 

Over de totstandkoming van het boek 'De Omstanders'

Gedurende dertig jaar heb ik me ingezet om kinderen in jeugdzorg een stem te geven. Tienduizend interviews, honderden trainingen Luisteren naar kinderen en 31 weekendpleegkinderen verder, begin ik verband te zien tussen mijn professionele en persoonlijke geschiedenis.

Er was wel wat voor nodig: ik kwam na dertig jaar carrière en harmonieus gezinsleven alleen te staan, kreeg een auto-ongeluk, werd werkloos en had nachtmerries waarvan ik de herkomst niet thuis kon brengen. Een normaal mens gaat dan in therapie, maar dat nooit, dacht ik; een historica gaat zelf op zoek naar het verleden. Dat kwam als geroepen: ik werd uitgenodigd voor een reünie van mijn vroegere buurt. In die goed christelijke doorzonwijk, na de tweede wereldoorlog gebouwd voor de ingenieurs van de Technische Hogeschool Delft met weldenkende, hoogintelligente vaders èn moeders bleek sprake van lichamelijke, seksuele en psychische kindermishandeling. Pas tijdens de reünie bleek vrijwel iedereen wel een of andere vorm van kindermishandeling te hebben meegemaakt. Dit kwam boven water nadat ik de vraag stelde waarom ik bij niemand terecht had gekund toen het huiselijk geweld in mijn gezin escaleerde. Niemand had er ooit eerder buiten de deur over gesproken. Of het woord op zichzelf betrokken. Ik ook niet.

Ik verliet de reünie met de unanieme opdracht een boek te schrijven over onze buurt en ik interviewde de jaren daarna vijftig ouders, inmiddels tussen de 80 en 95 jaar oud, mijn vrienden van weleer en andere betrokkenen, zoals de oppas, schooljuf, werkster, taxichauffeur.

Dat ‘bystanders’ wegkijken en waarom, is een tamelijk goed onderzocht fenomeen. Als ik zie, maak ik me mede verantwoordelijk; als ik hoor, moet ik oplossen; als ik spreek, moet ik het kunnen bewijzen. Het is te erg, het gaat je voorstellingsvermogen te boven; de anderen doen al genoeg; ik wil niet geconfronteerd worden met mijn eigen geschiedenis; als ik er iets van zeg komen ze kijken in mijn eigen gezin, ik ben zelf getuige, dader of hulpje. De daders en hun omstanders vertellen soms openlijk, soms verhuld, over al deze mechanismes.

Het had voor mij een wereld van verschil gemaakt als iemand ook maar één keer aan me gevraagd had hoe het met me ging. Wat ben ik ongelooflijk eenzaam geweest. Want natuurlijk dacht ik dat het aan mij lag.

Pas na het schrijven van het boek realiseerde ik me hoe vooral het wegkijken van mijn buren, die ik vertrouwd Oom en Tante noemde, mijn levensloop heeft beïnvloed.

‘It takes a village to raise a child’; we bezingen de ‘civil society’ of het niets is. Maar dat een buurt de dekmantel kan zijn voor geweld in gezinnen, is nieuw. De buurt van mijn jeugd is ironisch genoeg gebouwd op een zogenaamde ‘dekzandmantel’ en hield gezinsgeweld binnenboord.

Meer mythes ontmanteld

Mijn zoektocht ontmantelt niet alleen de veiligheid van een buurt, maar ook het beeld dat kindermishandeling plaatsvindt in achterstandsmilieus door kansloze, laag opgeleide vaders, met bruut geweld, onzichtbaar voor de buitenwereld. Dat kinderen vanaf hun zevende jaar slachtoffer worden en dat zij later ook hun eigen kinderen mishandelen. Beelden die de berichtgeving overheersen. Maar ik ben niet de enige die aan den lijve ervaren heeft hoe geraffineerd, sadistisch en vernederend mishandeling in een milieu van hoog opgeleiden kan zijn. Hoe ingewikkeld het is dat een moeder niet alleen slachtoffer, getuige of hulpje is, maar ook dader. En dat misbruik even vaak al vanaf de geboorte begint… Wie wil daar niet van wegkijken? Het is me best lang gelukt.


En ja: overleven is mogelijk. De buurt heeft me gered. De kinderen uit de buurt, welteverstaan. We waren eenzaam, maar we hadden elkaar. En nee: kindermishandeling wordt niet altijd doorgegeven aan de volgende generatie. Stoppen kan, luisteren is tegengif.